

In het onderzoeksprogramma van depressie kunnen de volgende stappen worden onderscheiden:
1. Epidemiologisch onderzoek naar het voorkomen van chronische depressie en de afgrenzing en samenhang met andere ziektebeelden.
2. Onderzoek naar chronische processen bij chronische depressie.
3. Interventieonderzoek om chronische depressie te behandelen.
4. Onderzoek om chronische depressie te begeleiden.
Epidemiologisch onderzoek is nodig om de determinanten en maatregelen ter preventie van chroniciteit in kaart te brengen. Ook de overlap en afgrenzing met andere beloopsvormen van depressie en andere comorbide stoornissen dienen bestudeerd te worden.
Cognitieve processen bij depressie gaan enerzijds uit van de inhoud van het denken zoals disfunctionele cognities. Belangrijker dan deze cognities is mogelijk de ‘cognitieve processing’ en dus de mate van re-activatie van deze schema’s (cognitieve re-activatie) onder invloed van een sombere stemming. Daarnaast zijn er ook veranderingen in de executieve functies bij depressie die onder andere te maken hebben met een selectieve informatieverwerking. Deze kunnen optreden op het gebied van aandacht, geheugen en interpretatie. Deze zogenaamde ‘biases’ in de informatieverwerking leiden tot verschillende problemen. Zo zullen depressieve mensen makkelijker negatieve herinneringen terughalen dan niet-depressieve proefpersonen (mood-congruent recall). Ook wordt informatie met een negatieve lading beter opgeslagen (mood-congruent encoding). Bij depressieve mensen blijkt het geheugen beter in staat om algemene informatie dan specifieke informatie op te halen (overgeneral memory). Dit fenomeen is niet stemmingsafhankelijk en is ook prognostisch ongunstig. Overalgemeen geheugen kan dus als een kwetsbaarheidsfactor gezien worden. Rumineren is een andere bekende kwetsbaarheidsfactor voor zowel het ontwikkelen van een depressie als het blijven bestaan van een depressie. Bij de ontwikkeling van chroniciteit is de veronderstelling dat dergelijke cognitieve kwetsbaarheidsfactoren een rol zullen spelen. Deze cognitieve functiestoornissen zullen nader onderzocht worden bij chronische depressie.
Interventieonderzoek bij chronische depressie is belangrijk. De inzet van psychologische interventies bij chronische depressie is nog relatief beperkt en kan uitgebreid worden. Daarbij zal de focus gericht zijn op interventies met gebruikmaking van cognitieve technieken. Als eerste kan gedacht worden aan Cognitieve Bias Modification (CBM) die het mogelijk maakt om de informatieverwerking te verbeteren en automatische gedachten te corrigeren. Daarnaast biedt mindfulness based cognitieve therapy (MBCT) mogelijkheden. Het huidige onderzoek richt zich op MBCT ter preventie van nieuwe recidieven maar de toepasbaarheid van MBCT ter reductie van depressieve klachten wordt steeds aannemelijker. Dat maakt MBCT bij chronische depressie ook interessant. Beide cognitieve interventies richten zich op de verbetering van de cognitieve functies.
Zelfmanagement is ook een belangrijke strategie bij het goed omgaan met (chronische) depressie. Het is belangrijk om na te gaan hoe zelfmanagement en empowerment bevorderd kan worden. Een verkennend onderzoek naar ervaringskennis, de inzet van ervaringsdeskundigheid en het gebruik van zelfmanagementstrategieën is een eerste stap in deze richting. In het kwalitatieve onderzoek ‘De kracht van depressie’ worden deze thema’s vanuit cliëntperspectief geëxploreerd.
Overzicht van actuele studies:
CogniTrain bij depressie: RCT naar het gebruik van ‘cognitive bias modification’ bij depressie in de SGGZ.
Behavioural activation bij depressieve ouderen: RCT naar de inzet van BA bij depressieve ouderen in de huisartspraktijk.
De kracht van depressie: de inzet van zelfmanagement, ervaringskennis en ervaringsdeskundigheid bij depressie.
Sporten Versterkt: RCT naar de (kosten-)effectiviteit van sporten behandeling bij depressie.
CogTraining: RCT naar het effect van een add-on digitale training gericht op het verbeteren van het werkgeheugen bij ouderen met depressie. Een samenwerking van de Radboud Universiteit en Pro Persona met de Depressievereniging, GGNet, RadboudUMC, Universiteit Gent en het Trimbos Instituut.